Jarenlang voelde ik angst voor de bergen; ik koos altijd voor reizen zonder hoogtevrees. Maar dit jaar veranderde dat. Ik had me ingeschreven voor een pittige vijfdaagse tocht over graten en toppen. Ik wilde mijn grenzen opzoeken; vriend worden met mijn hoogtevrees.
Foto: ik klauter tweede van links, vlak achter de gids.
Het was de eerste dag al raak. Ik liep voorop en zag ineens een heel smal pad voor me, met rechts driehonderd meter diepte. Mijn lijf zei in alles: ‘Nee!’. De gids ging kijken, zag dat er een flink stuk van het pad was verdwenen door erosie. Hij prees mijn besluitvaardigheid. We kozen een ander hoger pad dat wel veilig was. Aan het eind van het pad stond een bord: ‘Streng verboden toegang’ …! Mijn lijf had een duidelijke grens aangegeven.
Tijdens een lunchpauze op een graat - op de tweede dag - haalde de gids touwen en haken uit zijn rugzak. Ik vreesde het ergste. Zouden we langs een gevaarlijke afgrond moeten? Mijn hoofd bereidde me voor op de gevaarlijkste denkbare situatie... Toen ik even later de afdaling echt zag, bleek die goed te doen.
De volgende dag begonnen we aan een klim van ruim 1.200 meter. Door het bos, over de alm en later over rotsen. Langs ruim honderd kettingen en tredes klommen we omhoog en omlaag. Dit werd een pittige dag. Ik liep over een graat (met links en rechts een afgrond) en over schuine wanden met rechts veel diepte.
In de verte schitterde het Meer van Genève. Op honderd meter onder de top overwoog ik terug te gaan. Toen heb ik de angst verwelkomd en door me heen laten gaan. Dat louterde en ik hoorde mijn lijf zeggen dat ik het kon voltooien.
Mijn hoogtevrees werd allengs minder. En dat kwam door het verschuiven van mijn aandacht. Die verplaatste zich van mijn brein naar mijn lijf. Ik leerde in die week echt te vertrouwen op mijn lijf; mijn voeten, benen en handen - en minder op mijn hoofd. De concentratie op de beweging versterkte mijn aandacht. Ik voelde soms angst in mijn buik; die koesterde ik als beschermer. Soms stopte ik en keek ik gericht naar beneden; zo maakte ik niet de gedachten maar mijn zintuigen leidend. Meer en meer genoot ik van de prestatie, het uitzicht en de groep.
Wat ook hielp was dat de berggids (ik liep dicht achter hem) mij goed coachte; hij wachtte soms nét iets langer met het uitsteken van een hand, zodat ik op eigen kracht de uitdagende stap kon zetten. Daardoor groeide het geloof in eigen kunnen. Mijn aandacht bleef geconcentreerd tijdens het klimmen of dalen. Stap voor stap. Ook ontspannen deed ik vanuit een gerichte aandacht.
Eenmaal beneden bedankte ik mijn lijf en het gegroeide zelfvertrouwen. ’s Avonds aan het diner prees de gids onze prestaties. Temeer omdat deze zomer op de tocht met de vele kettingen al twee mensen verongelukten.
Comments